Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0017

Datum uitspraak2002-05-29
Datum gepubliceerd2004-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.002026.01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1: "Medeplegen van voorbereiding van diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, meermalen gepleegd en/of medeplegen van voorbereiding van afpersing, meermalen gepleegd".
3: "Poging tot diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen".
4: "Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven".
5: "Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen".
6: "Opzettelijk handelen in strijd met artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod".
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van negen jaar.
Voor het tweede feit wordt verdachte vrijgesproken. Benadeelde partijen die een vordering met betrekking tot feit 2 hebben ingediend, worden derhalve niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.


Uitspraak

parketnummer : 20.002026.01 uitspraakdatum : 29 mei 2002 tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Breda van 3 september 2001 in de strafzaak onder parketnummer 4359-00 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [...] 1970, wonende te [adres], thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring "De Boschpoort" te Breda. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. De tenlastelegging Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over. In deze weergave van de tenlastelegging zijn de in eerste aanleg toegelaten wijzigingen begrepen. Voor zover in de tenlastelegging schrijffouten voorkomen, worden die door het hof verbeterd gelezen. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad. De geldigheid van de dagvaarding voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde Het hof overweegt met betrekking tot navolgende passages: - (vervolgens) met die auto('s) naar die bank(en) is gereden en/of - (vervolgens) met die auto('s) rond die bank(en) is gereden en/of - rond die bank(en) heeft gelopen en/of - in de directe nabijheid van die bank(en) heeft staan wachten en/of staan kijken en/of - op het (platte) dak van het bankgebouw is geklommen en/of (vervolgens) daar de situatie heeft bekeken en/of - (vervolgens) in de directe nabijheid van die bank aldaar die videocamera heeft weggelegd, teneinde met die videocamera de openingsprocedure van die bank op te nemen, als volgt. Artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht ziet enkel op het voorhanden hebben van voorwerpen kennelijk bestemd voor het plegen van misdrijven waar acht jaar of meer op is gesteld. De hiervoor vermelde gedragingen kunnen derhalve niet worden aangemerkt als een feitelijke uitwerking van het strafbare feit als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht. In zoverre mist de inleidende dagvaarding juridische logica en dient deze dan ook te dien aanzien nietig te worden verklaard. De bewezenverklaring Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken; Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij: 1. op tijdstippen in de periode van 1 september 2000 tot 3 januari 2001 te Streefkerk en/of te Heteren en/of te Weerselo en/of te Blaricum en/of te Ameide en/of te Rotterdam en/of te Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen ter voorbereiding van een misdrijf, te weten diefstal met geweldpleging en/of afpersing bij de Rabobank en/of ABN-AMRObank te Streefkerk en te Heteren en te Weerselo en te Blaricum en te Ameide, opzettelijk - inbrekersgereedschap voorhanden heeft gehad en/of - valse kentekenplaten voorhanden heeft gehad en/of - scanners en/of portofoons voorhanden heeft gehad en/of - tape voorhanden heeft gehad en/of - een vuurwapen heeft verworven en/of - auto's heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of - videocamera's voorhanden heeft gehad en/of - videobeelden van de openingsprocedures van (een) bank(en) heeft vervaardigd, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van die misdrijven; 3. op een tijdstip in de periode van 1 maart 1998 tot en met 8 mei 2000 te Heinkenszand ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan de ABN-AMRObank en daarbij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen (een) medewerk(st)er(s) van die bank, te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededaders, - een gat in het dak van het bankgebouw heeft gemaakt en - zich in het bankgebouw verborgen heeft gehouden tot de komst in de ochtend van het bankpersoneel en - vuurwapens voorhanden heeft gehad en - een lid van het bankpersoneel heeft bedreigd met een vuurwapen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. 4. in de periode van 1 maart 1998 tot 3 januari 2001 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband met [medeverdachtedachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (onder meer) de volgende misdrijven: diefstal voorafgegaan en/of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren te Heinkenszand en Hazeldonk en het voorbereiden van misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, door opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van misdrijven, te verwerven, vervaardigen, invoeren, doorvoeren, uitvoeren of voorhanden te hebben te Streefkerk en te Heteren en te Weerselo en te Blaricum en te Ameide, filialen van de Rabobank en/of ABN-AMRObank in de periode van 1 september 2000 tot 3 januari 2001; 5. op 18 december 1997 te Breda, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een personeelslid van het grenswisselkantoor Hazeldonk te Breda hebben gedwongen tot afgifte van een bedrag van 79.404,12 gulden toebehorende aan Grenswisselkantoor Hazeldonk te Breda, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders - het grenswisselkantoor binnenkwamen en - bivakmutsen op hadden en - vuurwapens bij zich hadden en - vervolgens die vuurwapens hebben getoond/gericht aan/op het bankpersoneel en - vervolgens met een vuurwapen in het plafond hebben geschoten en - vervolgens hebben geroepen: "geld, groot geld, Nederlands geld, meer, meer, opschieten"; 6. op 3 januari 2001 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 25,5 kilogram (bruto) van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 6 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen De door het hof gebruikte bewijsmiddelen staan vermeld in de aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering; deze aanvulling is aan dit arrest gehecht. De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Met betrekking tot het onder 3 en 5 bewezenverklaarde overweegt het hof als volgt. Het hof leidt uit het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde af dat de opzet van in elk geval de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachtedachte 1] gericht was op het overvallen van banken. Bij meerdere gepleegde voltooide delicten en pogingen die steeds door drie personen werden gepleegd, is er concreet technisch bewijs voorhanden, waaruit feitelijke betrokkenheid kan worden afgeleid van een of meer van deze leden van voormeld samenwerkingsverband, te weten: - Lexmond: [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1], - Berkhout: [medeverdachte 1], - Heinkenszand: verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1], - Hilvarenbeek: [medeverdachte 3]. - Hazeldonk: verdachte en [medeverdachte 1]. Gelet op de wijze waarop de overvallen werden voorbereid door verdachte en zijn mededaders -zoals hiervoor overwogen-, de geconstateerde samenhang in de organisatie en de wijze waarop de overvallen zijn uitgevoerd die opvallende verwantschap vertoonden, kent het hof doorslaggevende betekenis toe aan het technisch bewijs, ondanks dat daaraan soms een lage kwalificatie moet worden toegekend. Waar een dergelijk concreet rechtstreeks bewijs ontbreekt, zal het hof de verdachte van die feiten vrijspreken. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het onder 1 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 312, eerste lid, en artikel 317, eerste lid, junctis de artikelen 46 en 47 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 3 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 312, eerste en tweede lid, aanhef en onder 2e, junctis de artikelen 45 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 4 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 5 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste lid en derde lid, juncto artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 2e van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 6 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij artikel 2, eerste lid, aanhef en onder C van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10, tweede lid, van die wet. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld; - de mate waarin het bewezen verklaarde onder 3 en onder 5 persoonlijk leed teweeg heeft gebracht bij de personeelsleden van de bank, te weten de enorme gevoelens van angst waarmee deze mensen zijn geconfronteerd; - het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke verontrusting die er als gevolg van bankovervallen in het algemeen is; - de omstandigheid dat hard drugs, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De in beslag genomen en nog niet teruggegeven personenauto, merk [....], type [...], kenteken [...], kleur rood, moet worden teruggegeven aan de hieronder te noemen persoon, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De vordering van de benadeelde partijen 1. De Coöperatieve Rabobank Kapelle-Wemeldinge U.A., gevestigd te Kapelle aan de Weststraat 5-7, heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep. 2. De Coöperatieve Rabobank Zuidwesthoek U.A., gevestigd te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht aan de Dorpsstraat 16, heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep. 3. De Coöperatieve Rabobank Vianen-Meerkerk U.A., gevestigd te Vianen (ZH) aan de Voorstraat 61-65, heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep. Gelet op het bepaalde in artikel 361, 2e lid, in verband met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering, kunnen de benadeelde partijen voornoemd niet in deze vorderingen worden ontvangen omdat voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde feit aan de verdachte noch een straf of maatregel wordt opgelegd noch een schuldig verklaring zonder toepassing van straf wordt uitgesproken. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk zijn in hun vordering en dat die vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partijen veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vorderingen gemaakt, begroot op nihil. 4. [benadeelde], wonende [adres], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De benadeelde partij was bij de behandeling van de strafzaak tegen verdachte ter terechtzitting aanwezig. Door de voorzitter daarnaar gevraagd deelde de benadeelde partij mede geen nadere toelichting te willen geven op haar in eerste aanleg gedane vordering. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de benadeelde partij zich ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw heeft willen stellen, zodat zij in haar vordering in hoger beroep kan worden ontvangen. Nu de schade, die de benadeelde partij heeft geleden vanwege de diefstal van haar auto, die later door de daders is gebruikt bij de overval te Heinkenszand, niet rechtstreeks door het onder 3 bewezenverklaarde feit, zijnde voor bedoelde overval, is toegebracht, zal het hof bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in haar vordering en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. De toegepaste wettelijke voorschriften De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 10, 27, 45, 46, 57, 63, 91, 140, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht. Verklaart de inleidende dagvaarding nietig voor wat betreft de navolgende onder 1 ten laste gelegde passages: - (vervolgens) met die auto('s) naar die bank is gereden en/of - (vervolgens) met die auto('s) rond die bank(en) is gereden en/of - rond die bank(en) heeft gelopen en/of - in de directe nabijheid van die bank(en) heeft staan wachten en/of staan kijken en/of - op het (platte) dak van het bankgebouw is geklommen en/of (vervolgens) daar de situatie heeft bekeken en/of - (vervolgens) in de directe nabijheid van die bank aldaar die videocamera heeft weggelegd, teneinde met die videocamera de openingsprocedure van die bank op te nemen. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 (overige), onder 3, onder 4, onder 5 en onder 6 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 (overige), onder 3, onder 4, onder 5 en onder 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: 1: "Medeplegen van voorbereiding van diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, meermalen gepleegd en/of medeplegen van voorbereiding van afpersing, meermalen gepleegd". 3: "Poging tot diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen". 4: "Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven". 5: "Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen". 6: "Opzettelijk handelen in strijd met artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod". Verklaart de verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van negen jaar. Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast de teruggave van het navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een personenauto, merk [...], type [...], kenteken [...], kleur rood, aan: [eigenaar auto], wonende [adres]. Verklaart de benadeelde partijen: 1. De Coöperatieve Rabobank Kapelle-Wemeldinge U.A., gevestigd te Kapelle aan de Weststraat 5-7, 2. De Coöperatieve Rabobank Zuidwesthoek U.A., gevestigd te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht aan de Dorpsstraat 16, 3. De Coöperatieve Rabobank Vianen-Meerkerk U.A., gevestigd te Vianen (ZH) aan de Voorstraat 61-65, en 4. [benadeelde], wonende [adres], niet ontvankelijk in hun vorderingen. Veroordeelt de benadeelde partijen voornoemd in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door Mr. Van Schaik-Veltman, als voorzitter Mrs. Ficq en Van de Loo, als raadsheren in tegenwoordigheid van Dhr. Traa, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 mei 2002.